Als je een half uur voor je op reis gaat je koffer pakt, neem je té veel mee en ben je tóch van alles vergeten. Wel drie truien, niet je zwembroek. Of andersom. In de haast om zo snel mogelijk van het aardgas af te gaan zie je hetzelfde gebeuren. Té snel zoeken we een oplossing, zonder eerst goed na te denken over wat we straks écht nodig hebben.  

De oplossing die Amsterdam koos om grote delen van de stad aardgasvrij te maken ligt onder de grond. Een grote Zwart Slang. Soms kun je hem even zien, zoals nu in het water langs de Olympiakade in Amsterdam Zuid. Binnenkort duikt hij, met een lengte van bijna 4 kilometer, weer onder de grond. 

Het is een verlengstuk: een technologisch hoogstandje dat twee bestaande warmtenetten in Amsterdam-West en Oost met elkaar gaat verbinden. Daarna kunnen nog eens 20.000 nieuwe woningen worden aangesloten op Stadswarmte.

bron: Vattenfall

Stadswarmte

Stadswarmte is restwarmte. Het is warmte die vrij komt in grote fabrieken, waar we anders niets mee zouden doen. In Amsterdam gaat het om warmte die vrijkomt bij afvalverbranding in de westelijke havens en uit de elektriciteitscentrale in Diemen. Die warmte stroomt in de vorm van water met temperaturen van tot wel 110 graden de stad in. 

Stadswarmte is een grootschalig en snel alternatief voor aardgas. In plaats van een gasbuis komt er een waterslang onder de grond. In plaats van een gasketel krijg je een warmtewisselaar, die de temperatuur van het net afgeeft aan het water van je radiatoren, en je douche. Klaar ben je. 

Maar hoe duurzaam is warmte uit afval? 

Restwarmte is duurzaam: anders zouden we het de lucht in pompen. Maar warmte uit het verbranden van afval? Daar moeten we nu juist zo snel mogelijk vanaf, vindt ook de Gemeente Amsterdam. We moeten minder afval produceren en wat we dan nog hebben recyclen. Dat vindt ook de Gemeente Amsterdam die in de Agenda Duurzaam Amsterdam stelt dat de stad in 2020 65% van het afval wil recyclen, en in 2050 100%. Dan gaan de ovens uit en is er geen restwarmte meer. 

Stadswarmte brengt Amsterdam in een onmogelijke positie. In het belang van zogenaamd duurzame stadswarmte moeten we écht duurzaam afvalbeleid zo lang mogelijk uitstellen. Dat lukt aardig: anno 2019 recyclet Amsterdam slechts 13% van al het afval. Om de ovens optimaal te laten werken komt ook nog eens een kwart van alle aanvoer uit Engeland. 

En hoe duurzaam is restwarmte uit een elektriciteitscentrale? 

Nu staat er nog een gascentrale in Diemen. Gas is niet duurzaam. Maar binnenkort vervangt Vattenfall die voor een biomassacentrale: een centrale die brandt op bomen, want dat is – in ieder geval op papier – wél duurzaam: bomen nemen tijdens hun leven namelijk evenveel CO2 op als ze tijdens de verbranding uitstoten. 

Alleen, die bomen groeien niet in Nederland. We moeten ze dus eerst nog met zwavel uitstotende schepen, uit de VS deze kant op halen. Vervolgens duurt het járen voor ze alle uitgestoten CO2 weer hebben opgenomen. Omwonenden van de centrale zijn ook niet blij met de overstap naar biomassa omdat er naast CO2, stikstof en fijnstof uit de schoorsteen komt. 

Ook in de VS groeit de weerstand tegen de Nederlandse import van bomen. Een Amerikaanse actievoerder noemt het in het AD ‘een ecologisch drama (..) voor de biodiversiteit, voor de wilde dieren en voor de waterkwaliteit.’

Kosten van stadswarmte

De aanleg van stadwarmte is kostbaar. Alleen al de nieuwe verbinding kost 400 miljoen euro. Vattenfall neemt het leeuwendeel van die kosten op zich. Dat lijkt prettig, maar Vattenfall, dat is een commercieel bedrijf. Een Zweeds staatsbedrijf. De Zweden doen uiteraard niet aan liefdadigheid en willen de investering graag met winst terugverdienen. 

Is stadswarmte duur? 

Nee, zeggen de energieleveranciers. Er is een maximum aan wat energieleveranciers mogen vragen en ze laten graag weten dat ze daar met hun prijzen onder blijven. 

Ja, zeggen klanten als ze het vergelijken met wat ze eerder kwijt waren aan gas. Je hoeft weliswaar nooit meer je gasketel te vervangen, maar de aansluitkosten en het vastrecht, zeg maar je abonnement op de warmte, zijn hoog. De aansluitkosten zijn eenmalig, maar het vastrecht is een maandelijkse last. Die blijft hoog, ook als je maar weinig energie verbruikt. Dat pakt dus slecht uit voor mensen met kleine huizen, en mensen die zuinig en bewust met energie omgaan. 

Geen prikkel om te verduurzamen

Als het in je kosten niet uitmaakt, waarom zou je de verwarming dan lager zetten? Stadswarmte is bovendien zó warm, dat dubbel glas niet nodig is. Lekker makkelijk. Ja, maar het is ook een gemiste kans. Stadswarmte zet niet aan tot energiebesparing en zo blijf je afhankelijk van hoge temperaturen. Het resultaat is een dubbele lock-in.  

Lock-in?

Een lock-in is dat je bent ingesloten: je kunt geen kant meer op. Krijg je een warmtenet in de straat, dan is aansluiting vaak verplicht. En eenmaal aangesloten kun je niet zomaar overstappen naar een andere, goedkopere energieleverancier. Dat is de eerste lock-in.

De tweede zit’m in onze blijvende afhankelijkheid van hoge temperaturen. Zowel onze slecht geïsoleerde woningen als het warmtenet zijn straks niet geschikt voor lagere temperaturen. Dat zit zo: de buizen van een Hoge Temperatuur  (HT) warmtenet zijn relatief smal, en dat maakt ze ongeschikt voor bijvoorbeeld de in de zomer opgeslagen warmte van de zon of de restwarmte van de plaatselijke bakker. De buizen die straks de grond in gaan zijn dus uitsluitend geschikt voor bronnen met uitzonderlijk hoge temperaturen. En die zijn schaars. 

Als alternatieven noemt Vattenfall diepe geothermie en waterstof. Diepe geothermie, of aardwarmte, is een nog onbewezen techniek en niet zonder gevaar. Voor het maken van waterstof is veel elektriciteit nodig, meer dan we in Nederland kunnen opwekken. Daarmee creëer je dus – al weer – een grote afhankelijkheid van het buitenland. 

Stadswarmte met hoge temperaturen is waanzin, voor nieuwbouw én bestaande bouw

De uitbereiding van het HT warmtenet is in de eerste plaats om 20.000 woningen te voorzien van warmte: het gaat om nieuwe woningen. En dat is waanzin, zegt in 2017 ook de Gemeenteraad van Amsterdam. Met de kennis van nu kunnen we immers zó bouwen dat het afstrijken van een lucifer al genoeg is om de woonkamer warm te krijgen. Wat je dan nog nodig hebt aan energie kun je makkelijk zelf opwekken. 

Maar zelfs voor de bestaande bouw zijn hoge temperaturen misschien wel niet meer van deze tijd. We zijn verwend: jaren lang leefden we zorgeloos op onze gasbel, aangenaam blind voor de effecten van CO2 op onze leefomgeving. Je kon straffeloos het vuur opstoken zonder een kier te dichten. 

We zijn eraan gewend geraakt om met verbrandingstemperaturen van rond de 300 graden een kamertemperatuur van rond de 20, maximaal 23 graden te maken. Energetisch gezien is dat als met een Formule 1-wagen naar de supermarkt rijden. Als we écht van plan zijn om gas en olie in de grond te laten, kan dat niet meer. 

Hoe dan wel? 

Met nieuwe technieken kunnen we het al lang veel slimmer aanpakken. Warmte zit namelijk overal. Denk aan de zon, de lucht of het water in de sloot. Je herkent het niet altijd als warmte, maar van een paar graden kan een warmtepomp makkelijk 40 graden maken. 

Ook de bronnen van een warmtenet kunnen duurzamer, de temperaturen kunnen omlaag.  

Deense warmtenetten (MT)

In Denemarken zijn zo’n 400 warmtenetten. 68% van de bevolking is er op aangesloten. Ze zijn als een nutsvoorziening, zoals drinkwater: een basisbehoefte waarin wordt voorzien door de overheid. Mede daarom is het verboden om winst te maken. 

Bijzonder is dat het om open netwerken gaat, waarop meerdere bronnen hun warmte afgeven. En misschien wel nóg belangrijker: klanten zijn mede-eigenaar van de netten en hebben zeggenschap over de keuze van bronnen. Dat maakt dat ze makkelijk kunnen overschakelen op ándere, meer duurzame bronnen. Op warmte uit rioolwater. Op lokale restwarmte van een datacenter. Of op grootschalige zonnewarmteprojecten, die daar als paddenstoelen uit de grond poppen. Immers, een megawattuur aan warmte van de zon is twintig keer goedkoper dan de biomassaboiler en veertig keer goedkoper dan de gasboiler, weten ze in Denemarken.

De temperatuur in het zogenaamde middentemperatuur warmtenet (MT) is maximaal 70 graden. Dat kan nog steeds rechtstreek je radiator en je douche in. 

Een Haarlems warmtenet (LT)

In Het Ramplaankwartier in Haarlem gaan ze nog een stapje verder. Daar ligt een uitgewerkt plan van bewoners, de gemeente en de TU Delft voor een warmtenet dat álle warmte uit zon haalt. De temperatuur van het lage temperatuur warmtenet (LT) is maximaal 25 graden. Een warmtepomp per woning of straat maakt er de gewenste temperatuur van. Met elektriciteit en warmteproducerende panelen op daken van woningen en andere gebouwen gaan de bewoners zelf hun energie leveren. Met isolatie gaan ze besparen op de vraag. 

Wat lastig lijkt, is dat er geen Vattenfall of Eneco is die alle zorgen en kosten uit handen neemt. Als woningeigenaar of woningcorporatie moet je dus zelf een deel van de investering doen. Dat geld kun je echter lenen, en vervolgens afbetalen met wat je bespaart op je energierekening. Je bent niet meer kwijt dan je nu betaalt aan je energierekening. Het duurt wel even. 

Maar dan heb je ook wat: levenslang gratis energie van de zon. 

En dus?

We hebben haast, maar laten we niet gaan rennen. Laten we voordat we onze tas inpakken goed nadenken waar we naartoe willen en wat we dan nodig hebben. 

Laten we onze netten open maken voor de vele bronnen van restwarmte – ook als die geen 110 graden leveren. En laten we ons bovendien realiseren dat warmtenetten slechts een oplossing zijn: dat er met onze huidige technieken nog veel meer mogelijk is. Laten we niet denken dat die alternatieven te complex zijn.

Kortom, laten we niet meegaan in te snelle, maar uiteindelijk – ondanks de goede bedoelingen – niet duurzame oplossingen.

P.S.

Het is niet mijn bedoeling om met de beschuldigende vinger te wijzen. We zijn allemaal aan het zoeken en leren. Maar laten we daarover met elkaar in discussie gaan.