Waarom kun je het klimaat beter aan de buurman overlaten – zelfs als hij zeker weet dat er geen klimaatprobleem is?

€ 19,99. 
Retourtje Barcelona. 
Tuurlijk, je weet dat 1,5 meter geen optie is. En CO2? Jaa-haa. Dat weet je heus wel. Maar het is herfstvakantie, nog even, met je gezin. Moet kunnen, toch?

Niemand is heilig. De korte termijn is soms belangrijker dan de lange termijn. Je eigen wensen kunnen zwaarder wegen dan het algemene belang. 

Politici zijn ook niet heilig. Een burgerberaad kan ze helpen om voorbij de volgende verkiezingen te kijken.  

Een burgerberaad, wat is dat? 

Een burgerberaad is een groep doodgewone mensen die politiek beleid maken. 

Waarover maken die burgers beleid? 

Over gevoelige, complexe onderwerpen. Onderwerpen die politici – als een té hete kroket -niet durven op te pakken, omdat ze de blaren in hun mond al voelen: de woede van schreeuwende burgers op social media, en het rode potlood van boze burgers in stemhokjes. 

Een voorbeeld van zo’n onderwerp was het jaren slepende abortusvraagstuk in Ierland. Het land was diep verdeeld. Het waren 99 burgers in een burgerberaad die in 2018 besloten om het verbod op abortus uit de grondwet te halen. De senaat stemde in. Een ander voorbeeld is de discussie in Australië rond de opslag van nucleair afval in de woestijn. In 2016 sprak een burgerberaad van 350 man zich uit tegen die opslag. En dit jaar was er een burgerberaad in Frankrijk. President Emmanuel Macron vroeg 150 Franse burgers hoe Frankrijk, op sociaal rechtvaardige wijze met minstens 40% de uitstoot van broeikasgassen kan verminderen. 

Wie zitten er in zo’n burgerberaad?  

Een burgerberaad is een dwarsdoorsnede van de samenleving: jong en oud, rijk en arm, stad en platteland, noord en zuid, hoog- en laagopgeleid en alles er tussenin. In een burgerberaad zijn alle sociale en etnische groepen in de samenleving vertegenwoordigd. 

Kun je je daarvoor opgeven? 

Nee, anders zit je zo weer met al diezelfde types aan tafel. De selectie is random. Het begint met bellen: duizenden telefoonnummers. Een onafhankelijk bureau vraagt naar bijvoorbeeld leeftijd, opleiding, inkomen, werk, woonplaats en afkomst. En of je bereid bent om mee te doen. Op basis van de antwoorden volgt via loting een definitieve selectie. Die moet representatief zijn voor álle lagen van de samenleving: de boer met duizenden koeien én de veganist, de CEO én de schoolverlater, de 65+’er en de student.  

Dus ook mensen die nooit een krant lezen? 

Zeker. Dat zijn vaak mensen die je vaak eerst moet overtuigen, omdat ze er zelf ook niet in geloven dat zij politieke besluiten kunnen nemen. 

Kúnnen ze dat dan wel? 

Ja, vaak tot hun eigen verbazing. Maar waar ze zelf ook achterkomen: voorkennis is niet nodig. Het burgerberaad komt namelijke meerdere weekenden samen. Deelnemers gaan eerst luisteren naar verschillende experts die het onderwerp van álle kanten belichten. Als deelnemer mag je zelf om sprekers vragen. Moet je klimaatmaatregelen nemen, en vind je klimaatverandering maar onzin? Dan mag je om een wetenschapper uitnodigen die klimaatverandering ontkent. 

Vervolgens gaan ze met elkaar in deliberatie. Dat wil zeggen, ze gaan onder leiding van een professionele gespreksbegeleiders met elkaar het gesprek aan. Niet om uit te blinken in geniale oneliners. Niet om je af te zetten tegen de vorige spreker, maar om uit te vinden waar je het, ondanks de verschillen, met z’n allen over eens bent. En wat er nodig is om dát te bereiken. Iedereen doet mee. Ieders bijdrage is welkom. Ieders stem wordt gehoord – ook van wie niet makkelijk uit z’n woorden komt. 

Tot slot komt het burgerberaad met een voorstel.

Dat vervolgens in de onderste la van de ambtenaar komt te liggen 

Nee. Een burgerberaad heeft een mandaat. Van tevoren is duidelijk wat er met de uitkomst gebeurt. Macron zegde bijvoorbeeld toe dat hij de aanbevelingen ongefilterd zou overnemen, maar gaf zichzelf het recht om drie jokers te in te zetten. 

Hij hield woord. Het burgerberaad kwam met 149 aanbevelingen. Met één van zijn jokers  voorkwam Macron bijvoorbeeld dat dividendbelasting naar klimaatmaatregelen ging. 146 aanbevelingen nam hij dus over. 

Zoals? 

Zoals een verbod op terrasverwarming en reclame voor vervuilende auto’s. En een verplichting aan bedrijven om ook een groene jaarrekeningen op te stellen. Dankzij het burgerberaad gaat Frankrijk de komende twee jaar 15 miljard euro extra besteden aan het versneld vergroenen van de economie.

De meest vérgaande aanbeveling van de burgers is om milieubescherming in Artikel 1 van de Franse grondwet te zetten. Macron vraagt de Fransen per referendum nog om goedkeuring. Als hij die krijgt moet alle wetgeving rekening houden met de bescherming van het milieu. 

Het Franse Planbureau rekende het hele pakket een voorgestelde maatregelen door. 

En? 

De maatregelen samen leiden inderdaad tot 40% reductie: ruim vóór 2030. Dus wat politici in de afgelopen 30 jaar niet lukte, deden gewone burgers in zes maanden tijd. Ze luisterden, praatten en besloten wat er gedaan moet worden. 

Waarom lukt het burgers wél? 

‘Wij, burgers, zijn creatief. We hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel, mits we de verantwoordelijkheid en het vertrouwen krijgen’, zegt Eva Rovers. Rovers is auteur en in Nederland één van de belangrijkste pleitbezorgers van het burgerberaad. Ik hoorde haar verhaal over het burgerberaad in een circustent op het Museumplein tijdens de September Rebellie van Extinction Rebellion (XR). 

Wat in het voordeel van burgers werkt is dat ze zich niet hoeven te bekommeren om verkiezingsuitslagen, zegt Rovers. Ze zijn ook niet gevoelig voor de lobby van grote, belanghebbende bedrijven. Zij kunnen vérder vooruitdenken en zich met elkaar, makkelijker richten op het algemene belang. Ze komen bijvoorbeeld sneller op voor de belangen van onze nog ongeboren kleinkinderen.  

Volgens Rovers betekent het niet dat we ‘de democratie bij het grofvuil moeten zetten’. Ze ziet het burgerberaad ‘als een uitbereiding van de democratie. Je schaft er niets mee af. Je versterkt de democratie, je verrijkt haar.’ 

Als het burgerberaad zo goed werkt, waarom doen we het in Nederland dan nog niet? 

Rovers: ‘In Nederland hadden we de klimaattafels: daar zat iedereen aan tafel, behalve de burgers. Wie wél aan tafel zaten? Dat waren de grote bedrijven, met de grote belangen, die veel te veel te verliezen hebben van stevig klimaatbeleid. Het resultaat van de klimaattafels was daarom niet half zo daadkrachtig als waar de Franse burgers mee kwamen.’

De boodschap van Rovers en XR kwam aan. Op 7 oktober j.l. diende Agnes Mulder, Kamerlid Christen-Democratisch Appèleen motie in over de mogelijkheden van burgerpanels. Alle partijen steunden die, op de VVD, FvD, 50+ en Denk na. 

XR Haarlem nam onlangs het initiatief voor een lokaal burgerberaad voor het klimaat. Ook dat is interessant, want duurzame energie is vrijwel altijd lokaal opgewekte energie. 

Conclusie

Effectief klimaatbeleid is hard nodig, en zal iedereen raken. Het is goed om dat beleid niet uitsluitend over te laten aan de politiek. En de lobby van grote bedrijven. Het is goed om échte vertegenwoordigers van het volk mee te laten praten. En mee te laten beslissen.

Ben je benieuwd hoe het in Haarlem gaat? Meld je dan aan voor de online uitzending vanuit Cultuurcentrum De Petterij, op 27 oktober a.s., van 20.00 tot 21.30 uur. 

Verder lezen?

Toen ik net klaar was met schrijven, kreeg ik een artikel van De Correspondent over burgerberaden in mijn mailbox, van Jelmer Mommers en Eva Rovers zelf. Ze duiken er nog wat dieper in en sluiten af met een lijst met andere publicaties. Er is gelukkig veel aandacht voor het onderwerp.

Hoe maken we werk van de energietransitie – samen met de buurvrouw die nog nooit een betaalde baan had?

Energie? 
Niks voor mij. 

Ik kom uit de culturele hoek. Energie, ook duurzame energie, leek me technisch en koud. Totdat mijn buurvrouw me vroeg om foto’s te maken tijdens de oprichting van onze buurt-energiecoöperatie Zuiderlicht. Vrijwel alles wat ik doe staat nu in het teken van energie en transitie, maar dat begon niet met idealen. Ik hielp de buurvrouw, en het buurtinitiatief. 

Ik ben niet de enige. De meeste hebben niets met energie. Of met transitie. Zeker als je geen werk hebt, en geen idee wat er aan het einde van de maand op tafel staat, dan heb je wel wat anders aan je hoofd. 

Tenzij je werk vindt ín die energietransitie

Straten moeten open, onze huizen moeten we isoleren. Dat is een hoop gedoe, en veel werk. Duurzame aannemers en installateurs hebben het vaak al te druk. Dat geldt ook voor lokale energiecoöperaties. De grote experimenteerfase is achter de rug. Ze ontwikkelden nieuwe modellen voor bijvoorbeeld zonnepanelen op buurtdaken. Nu ze weten hoe dat moet willen ze meters maken en komen ze handen tekort. 

En dat is goed nieuws, vooral in steden en wijken waar veel mensen graag aan het werk zouden gaan. In Amsterdam was de werkeloosheid al hoog vóór Corona. De afgelopen maanden steeg die werkeloosheid daar met 50% ten opzichte van 2019: 30.000 Amsterdammers zoeken een baan.  

Maar hoe krijg je iemand die nu thuis zit aan het werk – in die energietransitie? 

Soms vraagt dat om een extra opleiding, van bijvoorbeeld van een ROC. Steeds vaker kun je ook delen in de kennis van een buurtinitiatief. Zo start Energiecoöperatie Zuiderlicht binnenkort een cursus projectontwikkeling, en biedt Ted Zwietering, bewoner van het WG-terrein een cursus aan over hoe je je wijk kunt verwarmen met water uit de gracht. Het projectplan van het WG-terrein kun je overal in Amsterdam toepassen, zegt Zwietering. Hij biedt aan om twee keer per jaar, drie keer drie uur aan bewoners van andere wijken kennis en ervaringen over te dragen. 

Leuk, maar voor mensen die al járen thuis zitten, is die stap veel te groot

Ja, beaamt Hans Krikke. Krikke is directeur van Ru Paré Community, in Nieuw West, een stadsdeel waar de werkeloosheid 13% is, tegen 3% landelijk. Kunst, cultuur, onderwijs en duurzaamheid linkt hij al jaren aan armoedebestrijding en banencreatie. Want, die versterken elkaar. En van het één komt het ander, niet via instanties, maar via iemand uit je eigen omgeving, je straat, je cultuur, of je geloofsgemeenschap. 

Krikke noemt dat de kracht van nabijheid . ‘Hoe nabijer, hoe meer mede-eigenaarschap, en des te meer we van elkaars netwerken, expertises en commitment gebruik kunnen maken.’ Ik vertaal het even naar mezelf: voor mijn buurvrouw wilde ik wel foto’s maken. Voor mijn buurt heb ik wat over, en nu praat ik over Zuiderlicht of ik het zelf verzonnen heb. 

Als buurman ben je geen klant, of cliënt, zegt Krikke: ‘Je bent mede-architect, bouwer en onderhouder van de voorziening. Wil je dat niet? Dan ga je maar naar een ander loketje.’ En, in Ru Paré ‘ben je welkom, ongeacht je geschiedenis, sekse, leeftijd, fysieke en mentale gezondheid. Ook als je in de gevangenis hebt gezeten. Dat vérgt iets. Dat vergt dat je over je eigen belangetjes, je eigen normen en waarden heen kunt stappen. Dat je de kracht van een ander leert te zien, leert te waarderen en leert te benutten.’ Daar krijg je iets voor terug, aldus Krikke: ‘Je leert misschien wel meer van de ander dan de ander van jou kan leren.’ 

Energie-ontbijt in Ru Paré, foto: 02025

Samen aan de slag

De ervaring die Krikke opdeed komt goed van pas in het volgende buurtproject: Samen aan de Slag. De coöperatie in wording bouwt voort op wat er al is en zet samen met de bestaande gemeenschappen vol in op banencreatie. De ambitie is om vóór 1 april 2021: 50 mensen aan het werk te hebben: onder andere in de energietransitie. 

Daar hebben we het UWV toch voor? 

Zeker. Maar, zegt projectleider Jasper Klapwijk: ‘bewoners kunnen met elkaar iets, wat het UWV niet kan.’ Ze gaan bijvoorbeeld niet uit van een CV, ‘want daar staat op wat ze deden, niet wie ze zijn, en waar ze warm voor lopen’, aldus Klapwijk. ‘Aan werkgevers vragen we, wat moet iemand kunnen? Dat is iets anders dan een hbo denkniveau.’

Er zijn meer verschillen. Het UWV maakt mensen bijvoorbeeld eerst werk-fit. ‘Dat is een fout’, zegt Klapwijk, ‘werk maakt je werk-fit.’ Dus ga je meteen aan het werk, maar je krijgt wel vanaf het begin tot einde begeleiding. 

Klapwijk benadrukt dat het om een samenwerking gaat, tussen het UWV en het wijkinitiatief. ‘De gemeente en het UWV zijn onze belangrijkste partners’. 

Foto: Peter Hoogendijk

Moet je niet super-technisch zijn voor energie? 

Welnee. De energietransitie vraagt om véél meer dan installaties. Om maar iets te noemen, één van de meest effectieve manieren om warmte vast te houden zijn bijvoorbeeld isolerende gordijnen. In Zuidoost zijn het vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die die gordijnen voor je maken. Als prijsindicatie geven ze je eigen uurtarief. 

Het is slechts één van de initiatieven van De Groene Hub: de sociale, duurzame doe- en leergemeenschap uit de koker van Anne Stijkel. Ook Stijkel linkt de energietransitie aan banen. Bewoners werken daar bijvoorbeeld aan een professionele inzameling van groente, fruit en etensresten (GFE) voor de productie van groengas. Anderen zijn in de groene Hub opgeleid tot kwartiermakers, om in de wijk adviezen te geven voor eenvoudige energiebesparing. 

Foto: Peter Hoogendijk

Message from the Green Hub

Een ander voorbeeld is Johnson Adeniyi Adesida. Hij komt uit Nigeria en is sinds 1995 in Nederland: hij spreekt Broken English, en was niet aangesloten bij werkend Nederland. Maar, hij greep alle kansen die de Groene Hub hem bood. Die Groene Hub houdt hij nu op orde. Hij filmt en fotografeert. Waar droomde hij nog meer van? Ooit maakt hij voor Salto een radioprogramma. De Groene Hub koppelde hem aan Radio Mart (Multiculturele Amsterdamse Radio en Televisie). Daar verzorgt hij nu een wekelijks twee uur durende radioprogramma: 9JA Radio, spreek uit: ‘Nai-djah’ (Nigeria). Vast onderdeel is de duurzame rubriek: Message from the Green Hub

Stijkel: ‘Het initiatief moet komen van mensen uit de buurt, die zeggen: wij gaan het doen. Dan committeer je je daaraan.’ En: ‘de banen die je met duurzaamheid creëert moeten passen bij de mogelijkheden van de bewoners. Dat gaat nog wel eens fout als het van bovenaf komt.’

Mede-eigenaren en mede-werkers van de energietransitie

In Zuidoost ligt een plan om aardgas te vervangen door lokaal geproduceerd groengas. In Nieuw-West kraakten bewoners de Sloterplas – als warmtebron voor woningen in Nieuw-West. In beide projecten zijn bewoners mede-architecten, mede-eigenaren en mede-werkers. 

Dat mes snijdt straks aan twee kanten. Jurgen van der Heijden van Energiecoöperatie Westerlicht voorspelt dat wie werk vindt in de energietransitie straks de beste ambassadeur is. ‘Veel mensen zijn moeilijk te bereiken, maar als iemand uit je omgeving werk vindt in de energietransitie, dan heb je het erover.’

Samenvattend

Veel mensen hebben niets met energie. Of met transitie. Maar als je neef er straks zijn boterham mee verdient, heb je er ineens wél wat mee. 

Dat lukt niet als je van bovenaf een plan krijgt opgelegd. Dus, laten we samen, in onze eigen buurten, werk maken van energietransitie. 

Lees ook: Een eigen warmteplan voor je buurt: hoe gek moet je zijn?

Verantwoording

Ik schreef dit blog in opdracht van 02025, en naar aanleiding van het 134ste Energieontbijt van 02025 in Ru Paré. Wil je weten of er bij jou in de buurt opleidingen en werkmogelijkheden zijn? Of geef je zelf een cursus, of heb jij extra handen nodig? Geef het door aan 02025.nl.

Een eigen warmteplan voor je buurt: hoe gek moet je zijn?

Chocola.
Een winkel vol. 
Terwijl jij nog de truffels zoekt zet het winkelmeisje met een klap een doosje met een groene strik op de toonbank: ‘Vijftien euro.’ 
Pardon?

Jij bent niet tegen stadswarmte. Je snapt echt wel dat het anders moet. Je bent er wél tegen dat je er niets over te zeggen hebt.

Wijkwarmte in plaats van stadswarmte

In 37 Nederlandse buurten richtten bewoners een warmtecoöperatie of een stichting op. Ze maakten een eigen warmteplan voor hun wijk. 

Waarom zou je zélf een warmteplan maken? 

Omdat je niet wil wachten tot jouw wijk eindelijk aan de beurt is, terwijl je weet dat er haast is. Omdat je zeker wil zijn dat jouw warmte van écht duurzame bronnen komt. En omdat Je zelf de regie kán nemen. We zijn gewend aan kolencentrales die hele regio’s van stroom voorzien. En aan de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij), die 75% van al ons aardgas levert. Maar die vervangen we nu met technieken waarmee we, op de plek waar we wonen, zelf stroom en warmte kunnen opwekken. 

Als we het zelf doen, kunnen we het bovendien ook anders doen. We hoeven bijvoorbeeld geen winst te maken. Energie kunnen we gaan zien als een primaire levensbehoefte: een nutsvoorziening, die voor iedereen betaalbaar moet zijn, net zoals drinkwater. 

Maar de aanleg van een warmtesysteem, dat is nogal wat

Ja, op wijkniveau heb je het al over een investering van tientallen miljoenen euro’s. De straten moeten open en de woningen moeten aangepast. Bovendien is het niet iets wat je even overdoet: je legt een systeem aan voor de komende 40 jaar of langer. 

Ook technisch gezien is het een uitdaging. We weten dat het kán: de beschikbare technieken hebben zich bewezen, maar meer op gebouwniveau dan op wijkniveau. We gaan van zeg maar van een puzzel met 100 stukjes, naar een puzzel met 5.000 stukjes. 

Kunnen bewoners dat dan wel?

Bewoners kunnen lang niet alles, en dat hoeft ook niet. Als initiatiefnemer zet je niet zelfde schop in de grond. Je rekent niet zelf de plannen door en je doet ook niet zelf het technische onderzoek. Of het technische beheer. Dat moet je uitbesteden. Professionaliteit is een voorwaarde. 

Wat doen de bewoners dan wél?

Techniek is maar een deel van het vraagstuk. Er komt meer bij kijken. Omdat er in Nederland nog nauwelijks coöperatieve warmtenetten zijn, moeten de voorlopers echt álles zelf uitzoeken.

En daar kan elke bewoner een bijdrage aan leveren. De wijk is, wat dat betreft, als een oude koektrommel. Je moet het deksel eraf halen om te zien wat er inzit: je moet met je buren samenkomen om je te realiseren hoeveel professionele kennis er al in de wijk aanwezig is. 

Lucie Gelderblom, één van de trekkers voor een warmteplan in het Friese Heeg, noemt dat ‘een belangrijke opbrengst: we ontdekken steeds meer expertise in ons dorp’. 

Wat bewoners bijvoorbeeld goed kunnen, beter dan overheden en commerciële partijen, is hun buren meenemen in het plan. 

Hoe doen ze dat? 

Met een helder voorstel en duidelijke kaders. Bijvoorbeeld: je gaat netto niet méérbetalen en we maken alleen gebruik van lokale, duurzame bronnen. Maar vooral ook met goede informatie en de uitnodiging om mee te denken. 

Nee, dat wil lang niet iedereen

En dat is niet erg. Vergelijk het maar met een buurtfeest: één persoon neemt het initiatief. Negen mensen bieden aan om mee te helpen. Negentig mensen komen naar het feest. In die verhouding. Voor een geslaagde avond heb je ze allemaal nodig. Er zijn ook altijd mensen die niet komen, maar die ook niet klagen over de herrie. Ook dát is een vorm van meedoen. 

foto: Jurriaan Hoefsmit

Groen licht voor Ramplaankwartier

Het Haarlemse Ramplaankwartier, met 2.800 inwoners, is een goed voorbeeld. Een handjevol bewoners kwam met een plan om de wijk met zonnewarmte te gaan verwarmen. Die bewoners betrokken er ook de organisaties bij waar ze werkten: de gemeente Haarlem en de TU Delft, die sinds 2017 samenwerken aan het plan SpaarGas. Er zijn inmiddels verschillende werkgroepen: van Straatcoaches tot een Team Contracten. 

Jaarlijks krijgen de bewoners een uitnodiging voor een update. En een borrel. Elk jaar moet het projectteam op zoek naar een grotere zaal. Tijdens de afgelopen bijeenkomst staken de bewoners maar een paar rode en bijna 300 groene papiertjes in de lucht. De boodschap is: ga door, wij zien het wel zitten. Binnenkort krijgt elke straat zijn eigen event, met als doel om dan álle bewoners over de plannen te informeren.

De USP’s van een bewonersinitiatief 

Ook in de Groningse wijk Paddepoel hebben de bewoners vergevorderde plannen voor een coöperatief wijkwarmtenet. Communication Works, deed onderzoek onder de bewoners

Waarom zou je als bewoner niet kiezen voor een plan van de buren? 

  • Omdat er twijfel is over de professionaliteit. 
  • Ook willen bewoners zéker weten dat ze niet meer gaan betalen dan voor aardgas. 

Waarom zou je er wél voor kiezen? 

  • Omdat prijzen eerlijk en transparant zijn. 
  • Omdat je als bewoner zeggenschap hebt over bronnen en de inzet van winsten. 
  • En, opvallend, omdat je warmte betaalbaarder kunt maken voor lage inkomensgroepen. 

Participatie en solidariteit, zegt het rapport, zijn de unique selling points van een buurtcoöperatie. 

Kortom: 

Lokale warmtenetten zijn méér dan een alternatief voor aardgas. De pijpen verbinden niet alleen woningen, maar ook de bewoners. 

De energietransitie in wijken is méér dan een grote puzzel: het is vooral ook heel gezellig.

Het klimaat: nu even niet – of juist wel?

Ze leven van volle zalen, mijn vrienden R. en V.. 
R. maakt muziek, V. theatervoorstellingen. 
Ze zijn de stad uit: ze hebben geen verplichtingen, én geen inkomsten meer. Of neem E, met wie ik wel eens hardloop. Hij appte ons dat zijn tante overleed, op die overvolle afdeling in ziekenhuis Bernhoven.

Begin je dan over het klimaat? 

Nee. Je doet boodschappen voor je oudere buren, en een schietgebedje.  

Er zijn ook positieve effecten

In drie dagen tijd leegde je agenda zich: je hoeft niet meer om 9 uur ‘s ochtends al langs een voetbalveld staan. Er zijn geen balletlessen meer, en zelfs geen verjaardagsfeestjes. 

De stad is weer van ons, en op sommige momenten is ze net zo verlaten als Ramses Shaffy haar bezong in Het is stil in Amsterdam. Weg zijn de toeristen, weg is de stank van auto’s. Het geluid van vliegtuigen maakt plaats voor dat van vogels. 

Je realiseert je eindelijk weer hoe weinig je écht nodig hebt. Het is ook een verademing. En een kans. 

Reguliersdwarsstraat, een foto uit de serie Lege straten in Amsterdam tijdens Corona crisis, van Menno Ebbes

Het onvoorstelbare is ineens voorstelbaar 

Het is voor het eerst sinds de autoloze zondagen van den Uyl, in 1973, dat de overheid het hele publieke leven stil legt. 

Leerkrachten tuigen in een paar dagen online lespakketten op, en ook jij veert mee. Je leert net als ieder ander Zoomen en Skypen, en je weet nu hoe je al je collega’s met één druk op de knop kunt muten

Ja, maar het ergste moet nog komen

Daar ziet het wel naar uit. Corona gaat het leven eisen van nog veel meer kwetsbare mensen. En we stevenen onafwendbaar af op een mondiale recessie. Maar cynisch genoeg ligt juist dáár een kans. 

Never waste a good crisis, schreef de Britse ingenieur Andrew Wolstenholme in 2009. Hij adviseerde de bouwindustrie om de economische depressie te gebruiken om de sector weer gezond te maken. Vergelijk het met een storm die je huis platlegt. Bouw je het daarna weer op, zoals het was? Of maak je nu eindelijk een grotere keuken, en ga je meteen ook maar voor goede isolatie en een warmtepomp?

We moeten die vraag nu al stellen. Wat doen we straks, ná Corona?

Schuiven we met z’n allen weer aan in de file? Hoeveel vliegtuigen stijgen er dan weer op? Welke bedrijven redden we, en welke niet? En áls we ze redden – met ons belastinggeld – stellen we daar dan voorwaarden aan? Kunnen we op z’n minst Schiphol vragen om het woord groei uit de plannen te halen?

Rembrandtplein, een foto uit de serie Lege straten in Amsterdam tijdens Corona crisis, van Menno Ebbes

Maar we willen toch wél economisch herstel?

Jazeker. Maar als we alleen dáár op focussen, laten we andere kansen liggen. Dan is het risico groot dat we zó weer in ons oude karrenspoor terugglijden: naar business as usual. Of erger, dat we zo snel mogelijk ons oude welvaartsniveau terug willen, wat neerkomt op een extreem groeiscenario. Of dat we gaan inhalen: dat we, omdat we een weekje Malta moesten missen, nu dan maar meteen naar de Malediven gaan. Alsof je na één weekje Paleo-dieet, toch echt een stuk Sachertorte hebt verdiend.  

Dan had het klimaat een pauze, maar halen we de schade – aan het klimaat – even hard weer in.

Maar leren we er dan niets van? 

Jawel. We weten nu dat we radicaal anders kunnen leven, dus dát excuus is van de baan. We hebben ook geleerd om anderen aan te spreken op gedrag waarmee ze anderen in gevaar brengen. Doen wij dat niet, dan doet de overheid dat wel, met een NL-alert.

Er is wel één groot verschil.

Corona doet al onze alarmbellen rinkelen. Het gevaar is dichtbij en het is zichtbaar. Maar na het lezen van Het water komt, van Rutger Bregman gaan we rustig slapen. Want wie weet wanneer die zeespiegel stijgt? En hoeveel? Corona is concreet: het is een levensbedreigend virus. Het is urgent: we moeten nu handelen.

En dus mogen we er niet zomaar van uitgaan dat Corona een zegen is voor het klimaat

Niet op de lange termijn. En dus moeten we, juist nu, de energietransitie op de politieke agenda blijven zetten. Dat zeggen niet alleen de Naomi Kleins van de wereld, maar bijvoorbeeld ook Dr. Fatih Birol, van het IEA (International Energy Agency).

In zijn artikel Put clean energy at the heart of stimulus plans to counter the coronavirus crisis schrijft hij dat we een historische kans krijgen. Regeringen zullen met financiële injecties komen, en dat geeft ze invloed die ze kunnen aanwenden: opdat klimaatdoelstellingen niet verloren gaan tussen korte termijnbelangen. Sterker nog, landen kunnen de doelen van 2030 en 2050 al veel eerder halen. Ook daarmee stimuleer je immers het economische herstel. Birol ziet het bovendien als de kans om eindelijk afscheid te nemen van de subsidie op fossiele brandstoffen.

Rokin, een foto uit de serie Lege straten in Amsterdam tijdens Corona crisis, van Menno Ebbes

En jij?

Jij kunt ook afscheid nemen van wat je nu niet mist: de made in China’s, files en elke dag op kantoor zitten. De netwerkborrels, de koopzondag en je overvolle agenda. En vergeet straks niet wat het leven zo rijk maakt, en wat je nu zo mist: een onbezorgde wandeling, een tafel vol familie en vrienden, en een stevige hug.

Met dank aan:

Menno Ebbes, Ebbes Fotografie, voor het gebruik van zijn foto’s. Hij maakte zijn serie foto’s van Stil Amsterdam.

Voor wie écht wil weten hoe een warmtepomp werkt – en waarom warmte opwekken nu is als sla verbouwen

Vraag maar eens hoe een warmtepomp werkt. Negen van de tien keer hoor je: ‘Als een omgekeerde koelkast.’ Ja, duh, dan weet je toch nóg niets? Want je weet toch ook niet hoe een koelkast werkt?

Om te weten wat je aan een warmtepomp hebt, moet je hem gaan snappen. Maar dan écht.

Ik leg het je uit: stap voor stap.

Wat is een warmtepomp?

Een warmtepomp is een apparaat dat vloeistof rondpompt. De vloeistof haalt op één plek warmte op, en geeft die op een andere plek weer af. Tussen het ophalen en afgeven verandert er iets: van temperaturen onder nul maakt de warmtepomp 40 tot soms wel 65 graden. 

Dat doet hij superefficiënt. Met één kWh aan stroom maakt hij tussen de twee en ruim vijf kWh aan warmte: alsof hij vijf broden bakt van het deeg voor maar één brood. 

Ja, ja, maar hoe werkt dat dan?

Door de buizen loopt geen water, maar een zogenaamd koudemiddel. Water gaat bij honderd graden koken, een koudemiddel soms al bij temperaturen van 25 graden ónder nul. De vloeistof gaat als een treintje langs vier stations. 

I. Het eerste station is de warmte-ophaalplek, waar de vloeistof zich warmt aan de bron. Dat is bijvoorbeeld de buitenlucht. Zelfs als het licht vriest werkt de temperatuur van de buitenlucht als een vuurtje voor de vloeistof. Die verdampt, en in verdampte vorm neemt hij de temperatuur van de omgeving beter op. Denk maar aan het effect van een vluchtige vloeistof als nagellakremover op je hand: dat voelt koud aan, hij pakt jouw warmte af. 

II. In dampvorm gaat de vloeistof naar het tweede station: een compressor. Die verhoogt de druk, en daarmee ook de temperatuur. Dat effect kennen we van een snelkookpan: het kookpunt van water is daar niet meer 100, maar 120 graden. Je rijst is eerder gaar.  

III. Het derde station is de afleverplek: de plek waar de damp neerslaat op buizen met koud water. De damp condenseert en is weer vloeibaar. Hij geeft zijn warmte af aan het water in de buizen. 

IV. Het laatste station is een zogenaamd expansievat: in dat vat gaat de druk er weer af. Hoe lager de druk is, hoe lager ook het kookpunt wordt. En dat is handig, als de nu afgekoelde vloeistof opnieuw langs de warmtebron gaat. Die verdampt dan juist op lagere temperaturen. Denk nu aan water koken, hoog in de bergen. Daar kookt het al op 90 graden. Het koudemiddel kan opnieuw langs de bron. 

Dus de HR-ketel eruit en de warmtepomp erin

Ja. Alleen is er één groot verschil: uit een warmtepomp komt meestal tussen de 30° en 55°. Uit een aardgasgestookte HR-ketel komt 90°. Je moet de warmte dus beter gaan vasthouden: dikke kans dat je je woning moet isoleren. En wie isoleert moet ook ventileren. En je moet de warmte beter gaan spreiden: vloer- of wandverwarming werkt beter dan slechts één radiator voor het raam. 

Heb je een oud huis, met oude radiatoren? 
Dan is het nog een hele klus. 

Maar je krijgt er ook iets voor terug: een lage energierekening. Met wat je bespaart kun je de investering in je nieuwe installatie en je verbouwing terugbetalen. 

En er is nog iets: veel warmtepompen kunnen ook koelen, wat prettig is als het aantal hittegolven toeneemt.  

Maar, een warmtepomp maakt toch een takkeherrie? 

Nee, de warmtepomp zelf maakt weinig geluid. 

Wat je waarschijnlijk bedoelt is de buitenunit van een warmtepomp. Net als en airco zuigt hij met een ronddraaiende ventilator de buitenlucht aan. Vooral als het koud is moet de buitenunit hard werken. Hij kan dan tot 50 decibel aan geluid produceren. Dat is minder dan een vaatwasser (60 dB), maar meer dan het geluid van wind door de bomen in een stille slaapkamer (25 dB), zegt de Hoorstichting. Je kunt er van alles aan doen, en ze worden steeds stiller. 

Warmte uit de schutting 

Maar wat belangrijker is: de warmtepomp is niet getrouwd is met die buitenunit. Frits Verhoef, bewoner van een benedenwoning in De Pijp, plaatste bijvoorbeeld PVT-panelen: panelen die elektriciteit opwekken (PV) en die tegelijkertijd warmte van de zon en de buitenlucht (T) naar de warmtepomp brengen. Die panelen zijn muisstil. Meestal leg je de panelen op het dak. Maar Verhoef heeft geen dak, hij heeft slechts een tuin van 30 m2, waar hij ze als schuttingen omheen zette

Buitenlucht is bovendien maar één van de mogelijke bronnen. En niet eens de beste. Ga maar na: op de koudste dagen, als we de meeste warmte nodig hebben, is de buitentemperatuur op z’n laagst.

Warmte uit de gracht, de tuin en de zon

Constantere bronnen zijn grachtenwater. Of de aarde in je tuin. Je kunt ook denken aan het riool: dankzij douche- en afwaswater is dat altijd zo’n 15 graden. Of de zon, die ervoor zorgt dat je in de zomer kokendheet water van je dak kunt halen. Dat kun je onder de grond opslaan, als wintervoorraad. En ga zo maar door.

Warmte zit echt overal

Warmte maken is dus als je eigen sla verbouwen. Het kan altijd wel ergens: in de tuin, op het dak, op je balkon, in je kelder, of waar dan ook.

Wil je weten of jouw woning – nu al – geschikt is voor een warmtepomp? 

Doe alsof je al een warmtepomp hebt: verlaag de maximale aanvoertemperatuur van je HR-ketel naar 55 graden. Gaat dat goed? Dan kun je zakken naar 50. Krijg je het koud? Dan weet je dat je een plan moet maken: vóór je een warmtepomp in huis haalt.  

Dat hoef je niet alléén te doen. 

Woon je in de buurt van Amsterdam? Dan kun je voor gratis en onafhankelijk advies naar het maandelijkse energiespreekuur van 02025.nl. 

Kies altijd een onafhankelijke adviseur. 

Waarom je transitie gewoon moet dóen (kijk naar de energiecommissaris)

Mijn vriendin A. had een man die geen kinderen kon krijgen, en zij dus ook niet. Ze hadden wel twee carrières en twee auto’s en ze stonden allebei twee keer per dag in de file, in tegenovergestelde richtingen.  

Op een dag gingen ze het helemaal anders doen: ze vertrokken naar Frankrijk. De B&B ging goed, maar het huwelijk niet. A. woont nog steeds in Frankrijk, mét een kind. 

Als je iets wil veranderen, moet je gewoon gaan. 

Dat weet ook de nationale energiecommissaris.

Sinds wanneer hebben we een nationale energiecommissaris? 

Sinds eind 2016. 

Het is campagnetijd. Een groep Amsterdammers van Platform 02025 werkt al jaren aan de transitie. Ze weten wat er kán en ze ergeren zich kapot aan het feit dat het onderwerp klimaat niet voorkomt in de debatten. Ze bedenken dat er iemand nodig is met een lange termijnvisie. Iemand die bóven de partijen staat: een nationale energiecommissaris. 

Ze bellen Ruud Koornstra. Die is al 15 jaar duurzaam ondernemer, voorzitter van onder andere de Groene Zaak en Smart Climate Opportunities, en lid van praktisch alle politieke partijen. 

Wat vindt hij van het idee voor zo’n commissaris? 
‘Goed, heel goed’, zegt Koornstra. 
Wil hij hem zijn? Het is een onbetaalde functie. 
Koornstra heeft een sabbatical, hij doet het.

Wat doet de nationale energiecommissaris? 

Koornstra is een lobbyist voor de vernieuwers. Als duurzaam ondernemer is hij thuis in de wereld van de uitvinders. Maar hij kent ook de Haagse achterkamertjes, de banken en de pensioenfondsen. Hij kent alle sleutelfiguren die ja knikken, en dan toch weer miljarden steken in het vinden naar nieuwe olievoorraden. Hij spreekt ze persoonlijk aan, iedere keer weer. Op het irritante af. 

In één van zijn zakken zit altijd wel een glazen potje met wit poeder: H2Fuel, oftewel waterstofkorrels. Het is een Nederlandse uitvinding. Je doet er water bij en je hebt energie. 

‘In Nederland zijn we goed in innovatie’, zegt Koornstra. ‘We zijn ondernemers, en we zijn we schat-hemeltje-rijk. Waarom hangen we onderaan de duurzame ladder, terwijl we koploper kunnen zijn?’ Hij herinnert ons graag aan Kennedy, die in 1961 aankondigde dat de VS een man op de maan zouden zetten. Niemand wist hoe dat moest, maar acht jaar later stond hij er. 

Maar zelf doet hij dus niet veel? 

Nee. Nou ja, hij is een soort Youp van ’t Hek. Hij lult goed. En hij heeft er inmiddels een taak bij: hij benoemt steeds méér energiecommissarissen. Er zijn er al in Friesland, Groningen en Drenthe, in Nijmegen, in Gelderland en in Het Gooi. In Amsterdam benoemde hij er maar liefst 67: voor elk postcodegebied één. 

Waarom zo veel in Amsterdam? Initiatiefnemer is alweer Platform 02025. Dat is het netwerk van duurzame koplopers in Amsterdam. Ze kennen elkaar. Ze brengen zo in kaart wie waar de duurzame kar trekt.

foto Co de Kruijf: Amsterdamse energiecommissarissen, december 2018

Wie zijn die mensen? 

Het zijn mensen die al járen actief zijn om hun eigen buurt op schone energie te krijgen. Soms vanuit een functie, maar vaker als bewoner. Als iemand die niet wacht, maar die aan de slag gaat. De meesten zul je niet kennen, maar onder de Amsterdamse energiecommissarissen vind je bijvoorbeeld oud-minister Jacqueline Cramer: zij haalde haar eigen appartementencomplex van het aardgas en gaat nu verder met de andere blokken in haar wijk. Ook Pallas Agterberg, directeur van Alliander, en Koen Overtoom, directeur van de Amsterdamse Haven, zijn Amsterdamse energiecommissarissen. 

Maar al die energiecommissarissen, die bestaan toch helemaal niet? 

Nee, wettelijk gezien niet. Ze zijn een soort Sinterklazen. 

Hoe belangrijk zijn ze dan? 

Voor de energietransitie? Onmisbaar. 

Al die verschillende energiecommissarissen samen hebben bakken aan ervaring. De één maakte zijn oude stalen schip duurzaam, een ander ontwierp en bouwde zijn eigen kaswoning, op energie van de zon. Weer een ander haalde in één klap 10 appartementen in hartje Jordaan van het gas af. 

Hoe? Toen ze begonnen hadden ze vaak nog geen idee. Ze deden het gewoon.  

Je ziet nu dat het niet meer alleen over gebouwen gaat, maar over hele wijken. Gewone mensen, in gewone huizen, in gewone steden nemen de leiding. Op het Willemina Gasthuis Terrein (WG Terrein) in Amsterdam Oud-West werken ze aan een plan om warmte uit de gracht te halen voor 2.000 woningen en bedrijven. In de Watergraafsmeer ligt een plan om met restwarmte van een datacenter een eigen warmtenet te maken, voor circa 5.000 woningen. 

Wie gaat het voorfinancieren? Hoe krijg je alle bewoners mee? Ze hebben nu nog geen idee. Ze hebben vooral het gore lef. Ze doen het. 

En nu? 

Je hoeft niet zelf voorop te lopen. Je kunt aansluiten bij wat er in jouw wijk al gebeurt.

Woon je in Amsterdam? Kijk dan op www.02025.nl
Woon je buiten Amsterdam? Kijk dan op www.energiecommissie.nl

Waarom je niet moet rennen als je haast hebt – en waarom HT stadswarmte waanzin is

Als je een half uur voor je op reis gaat je koffer pakt, neem je té veel mee en ben je tóch van alles vergeten. Wel drie truien, niet je zwembroek. Of andersom. In de haast om zo snel mogelijk van het aardgas af te gaan zie je hetzelfde gebeuren. Té snel zoeken we een oplossing, zonder eerst goed na te denken over wat we straks écht nodig hebben.  

De oplossing die Amsterdam koos om grote delen van de stad aardgasvrij te maken ligt onder de grond. Een grote Zwart Slang. Soms kun je hem even zien, zoals nu in het water langs de Olympiakade in Amsterdam Zuid. Binnenkort duikt hij, met een lengte van bijna 4 kilometer, weer onder de grond. 

Het is een verlengstuk: een technologisch hoogstandje dat twee bestaande warmtenetten in Amsterdam-West en Oost met elkaar gaat verbinden. Daarna kunnen nog eens 20.000 nieuwe woningen worden aangesloten op Stadswarmte.

bron: Vattenfall

Stadswarmte

Stadswarmte is restwarmte. Het is warmte die vrij komt in grote fabrieken, waar we anders niets mee zouden doen. In Amsterdam gaat het om warmte die vrijkomt bij afvalverbranding in de westelijke havens en uit de elektriciteitscentrale in Diemen. Die warmte stroomt in de vorm van water met temperaturen van tot wel 110 graden de stad in. 

Stadswarmte is een grootschalig en snel alternatief voor aardgas. In plaats van een gasbuis komt er een waterslang onder de grond. In plaats van een gasketel krijg je een warmtewisselaar, die de temperatuur van het net afgeeft aan het water van je radiatoren, en je douche. Klaar ben je. 

Maar hoe duurzaam is warmte uit afval? 

Restwarmte is duurzaam: anders zouden we het de lucht in pompen. Maar warmte uit het verbranden van afval? Daar moeten we nu juist zo snel mogelijk vanaf, vindt ook de Gemeente Amsterdam. We moeten minder afval produceren en wat we dan nog hebben recyclen. Dat vindt ook de Gemeente Amsterdam die in de Agenda Duurzaam Amsterdam stelt dat de stad in 2020 65% van het afval wil recyclen, en in 2050 100%. Dan gaan de ovens uit en is er geen restwarmte meer. 

Stadswarmte brengt Amsterdam in een onmogelijke positie. In het belang van zogenaamd duurzame stadswarmte moeten we écht duurzaam afvalbeleid zo lang mogelijk uitstellen. Dat lukt aardig: anno 2019 recyclet Amsterdam slechts 17,4% van al het afval. Om de ovens optimaal te laten werken komt ook nog eens een kwart van alle aanvoer uit Engeland. 

En hoe duurzaam is restwarmte uit een elektriciteitscentrale? 

Nu staat er nog een gascentrale in Diemen. Gas is niet duurzaam. Maar binnenkort vervangt Vattenfall die voor een biomassacentrale: een centrale die brandt op bomen, want dat is – op papier – wél duurzaam: bomen nemen tijdens hun leven namelijk evenveel CO2 op als ze tijdens de verbranding uitstoten. 

Alleen, die bomen groeien niet in Nederland. We moeten ze dus eerst nog met zwavel uitstotende schepen, uit de VS deze kant op halen. Vervolgens duurt het járen voor ze alle uitgestoten CO2 weer hebben opgenomen. Omwonenden van de centrale zijn ook niet blij met de overstap naar biomassa omdat er naast CO2, stikstof en fijnstof uit de schoorsteen komt. 

Ook in de VS groeit de weerstand tegen de Nederlandse import van bomen. Een Amerikaanse actievoerder noemt het ‘een ecologisch drama (..) voor de biodiversiteit, voor de wilde dieren en voor de waterkwaliteit.’

Kosten van stadswarmte

De aanleg van stadwarmte is kostbaar. Alleen al de nieuwe verbinding kost 400 miljoen euro. Vattenfall neemt een groot deel van die kosten op zich. Dat lijkt prettig, maar Vattenfall, dat is een commercieel bedrijf. Een Zweeds staatsbedrijf. De Zweden doen uiteraard niet aan liefdadigheid en willen de investering graag met winst terugverdienen.

Is stadswarmte duur? 

Nee, zeggen de energieleveranciers. Er is een maximum aan wat energieleveranciers mogen vragen en ze benadrukken graag dat ze daar met hun prijzen onder blijven. 

Ja, zeggen klanten als ze het vergelijken met wat ze eerder kwijt waren aan gas. Je hoeft weliswaar nooit meer je gasketel te vervangen, maar de aansluitkosten en het vastrecht, zeg maar je abonnement op de warmte, zijn hoog. De aansluitkosten zijn eenmalig, maar het vastrecht is een maandelijkse last. Die blijft hoog, ook als je maar weinig energie verbruikt.  Dat pakt dus slecht uit voor mensen met kleine huizen, en mensen die zuinig en bewust met energie omgaan. 

Geen prikkel om te verduurzamen

Als het in je kosten niet uitmaakt, waarom zou je de verwarming dan lager zetten? Stadswarmte is bovendien zó warm, dat dubbel glas niet nodig is. Lekker makkelijk. Ja, maar het is ook een gemiste kans. Stadswarmte zet niet aan tot energiebesparing en zo blijf je afhankelijk van hoge temperaturen. Het resultaat is een dubbele lock-in.  

Lock-in?

Een lock-in is dat je bent ingesloten: je kunt geen kant meer op. Krijg je een warmtenet in de straat, dan is aansluiting vaak verplicht. En eenmaal aangesloten kun je niet zomaar overstappen naar een andere, goedkopere energieleverancier. Dat is de eerste lock-in.

De tweede zit’m in onze blijvende afhankelijkheid van hoge temperaturen. Zowel onze slecht geïsoleerde woningen als het warmtenet zijn straks niet geschikt voor lagere temperaturen. Dat zit zo: de buizen van een Hoge Temperatuur  (HT) warmtenet zijn relatief smal, en dat maakt ze ongeschikt voor bijvoorbeeld de in de zomer opgeslagen warmte van de zon of de restwarmte van de plaatselijke bakker. De buizen die straks de grond in gaan zijn dus uitsluitend geschikt voor bronnen met uitzonderlijk hoge temperaturen. En die zijn schaars, en eindig. 

Als alternatieven noemt Vattenfall diepe geothermie en waterstof. Diepe geothermie, of aardwarmte, is een nog onbewezen techniek en niet zonder gevaar. Voor het maken van waterstof is veel elektriciteit nodig, meer dan we in Nederland kunnen opwekken. Daarmee creëer je dus – al weer – een grote afhankelijkheid van het buitenland. 

Stadswarmte met hoge temperaturen is waanzin

De uitbereiding van het HT warmtenet is in de eerste plaats om 20.000 woningen te voorzien van warmte: het gaat om nieuwe woningen. En dat is waanzin, zegt in 2017 ook de Gemeenteraad van Amsterdam. Met de kennis van nu kunnen we immers zó bouwen dat het afstrijken van een lucifer al genoeg is om de woonkamer warm te krijgen. Wat je dan nog nodig hebt aan energie kun je makkelijk zelf opwekken. 

Maar ook voor de bestaande bouw moet je je afvragen of je afhankelijk wilt blijven van hoge temperaturen. Het aanbod van bronnen die hoge temperaturen leveren is beperkt. Er zal altijd wel wat restwarmte overblijven, maar steeds minder.

Hoe dan wel? 

Met nieuwe technieken kunnen we het al lang veel slimmer aanpakken. Warmte zit namelijk overal. Denk aan de zon, de lucht of het water in de sloot. Je herkent het niet altijd als warmte, maar van een paar graden kan een warmtepomp makkelijk 40 graden maken. 

Ook de bronnen van een warmtenet kunnen duurzamer, de temperaturen kunnen omlaag.  

Deense warmtenetten (MT)

In Denemarken zijn zo’n 400 warmtenetten. 68% van de bevolking is er op aangesloten. Ze zijn als een nutsvoorziening, zoals drinkwater: een basisbehoefte waarin wordt voorzien door de overheid. Mede daarom is het verboden om winst te maken. 

Bijzonder is dat het om open netwerken gaat, waarop meerdere bronnen hun warmte afgeven. En misschien wel nóg belangrijker: klanten zijn mede-eigenaar van de netten en hebben zeggenschap over de keuze van bronnen. Dat maakt dat ze makkelijk kunnen overschakelen op ándere, meer duurzame bronnen. Op warmte uit rioolwater. Op lokale restwarmte van een datacenter. Of op grootschalige zonnewarmteprojecten, die daar als paddenstoelen uit de grond poppen. Immers, een megawattuur aan warmte van de zon is twintig keer goedkoper dan de biomassaboiler en veertig keer goedkoper dan de gasboiler, weten ze in Denemarken.

De temperatuur in het zogenaamde middentemperatuur warmtenet (MT) is maximaal 70 graden. Dat kan nog steeds rechtstreek je radiator en je douche in. 

Een Haarlems warmtenet

In Het Ramplaankwartier in Haarlem gaan ze nog een stapje verder. Daar ligt een uitgewerkt plan van bewoners, de gemeente en de TU Delft voor een warmtenet dat álle warmte uit zon haalt. De temperatuur van het lage temperatuur warmtenet (LT) is maximaal 25 graden. Met elektriciteit en warmteproducerende panelen op daken van woningen en andere gebouwen gaan de bewoners zelf hun energie leveren. Met isolatie gaan ze besparen op de vraag. 

Wat lastig lijkt, is dat er geen Vattenfall of Eneco is die alle zorgen en kosten uit handen neemt. Als woningeigenaar of woningcorporatie moet je dus zelf een deel van de investering doen. Dat geld kun je echter lenen, en vervolgens afbetalen met wat je bespaart op je energierekening. Je bent niet meer kwijt dan je nu betaalt aan je energierekening. Het duurt wel even. 

Maar dan heb je ook wat: levenslang gratis energie van de zon. 

En dus?

We hebben haast, maar laten we niet gaan rennen. Laten we voordat we onze tas inpakken goed nadenken waar we naartoe willen en wat we dan nodig hebben. 

Laten we niet te snel meegaan in de ventrale oplossing van overheden en bedrijven.

Laten we niet denken dat het allemaal te complex is. Of te duur. Met de huidige technieken kan er zo veel.

Hoe de muziekjuf de weg wijst naar een duurzame samenleving

Mijn dochter is twaalf en speelt dwarsfluit. Ze is niet uitzónderlijk getalenteerd op de wereld gekomen, en ik ben geen tijgermoeder. Toch stond ze in haar jonge leven al vaker op een podium dan ik in mijn hele jeugd, en speelt ze beter dan ik het ooit nog ga leren. Dat zit zo: ze krijgt les van een Suzuki-juf. De Suzuki-methode leert kinderen luisteren en spelen op gehoor. Of zoals de Britten het zeggen: by heart. Ze spelen elke dag en ze herhalen. Over de hele wereld spelen ze dezelfde stukken, dus zet ze bij elkaar en ze spelen samen.

De overgang naar een duurzame samenleving vraagt ook om oefening, het aanleren van nieuwe technieken kunnen samenspelen. 

Wat bedoel je met een duurzame samenleving? 

Genoeg, voor iedereen, voor altijd. Wie troep maakt, ruimt dat ook weer op. Wie het land bewerkt, geeft dat even vruchtbaar weer door. Het klinkt allemaal zó logisch – en toch doen wij wat anders. Met wat we kopen en eten en ons verbruik van fossiele energie dragen we met z’n allen bij aan een bijna onherstelbare roofbouw van onze aarde. We vallen met z’n allen op de taart aan, en laten nog wat kruimels over voor onze kinderen. En de afwas. 

Waarom doen we dat?  

Genoeg, voor iedereen, voor altijd, las ik eens en ik schreef het over. Het is zoiets als, je bewerkt het land en geeft dat even vruchtbaar door aan de volgende generatie. Logisch, zou je denken. En toch, wij doen wat anders. Met wat we kopen en eten en ons verbruik van fossiele energie dragen we met z’n allen bij aan een bijna onherstelbare roofbouw van onze aarde. We vallen met z’n allen op de taart aan, en laten nog wat kruimels over voor onze kinderen. En de afwas.

Waarom doen we dat? 

Al die beelden van oceanen vol plastic soup, we scrollen door, we kunnen er niet meer naar kijken. Berichten over uitstervende diersoorten, we kunnen het niet meer horen. Dat we onze kinderen met een onzekere toekomst opzadelen, we moeten er niet aan dénken. En dus denken we er niet aan. Maar daarmee lossen we het probleem niet op.

Het probleem is té groot. En wij voelen ons té klein om daar invloed op te hebben. Onterecht, oordelen klimaatwetenschappers en klimaatjournalisten als Jelmer Mommers die onlangs zijn boek Hoe gaan we dit uitleggen? schreef. 

Met wat we zelf doen, kunnen we veel veranderen. 

Hoe?

Met elke euro die je uitgeeft, kan ook jij, elke dag weer, het verschil maken. Je hóeft namelijk niet met het vliegtuig naar de Rockey Mountains, je kan ook met de trein naar de Alpen. Je hóeft geen vlees te eten, een groentewok is ook lekker. Het grootste verschil maak je door je euro helemaal niet uit te geven, aan made in China’s die je helemaal niet nodig hebt. 

Met elke kleine keuze kun je bijdragen aan een duurzamere wereld, zegt ook het IPCC in haar laatste rapport

Every action matters
Every bit of warming matters
Every year matters
Every choice matters

Je biefstuk inruilen voor een wortel, dat maakt toch geen verschil?  

Het is een klein verschil, maar je maakt wél een verschil.
Wie 100 gram, oftewel een paar plakjes runderrookvlees laat staan, voorkomt de uitstoot van 3.5 kilo CO2: dat stoot de gemiddelde Nederlandse personenauto uit als hij 30 kilometer rijdt. Het is de hoeveelheid CO2 die één boom in één jaar weer kan opnemen.

CCO2 in de dampkring kun je je namelijk voorstellen als water in een bad. Als je wilt voorkomen dat het bad overstroomt, is elke druppel minder er één. 

Wat ook helpt: je bent niet alleen. Denk aan de beelden van de wereldwijde klimaatstakingen met miljoenen kinderen, ouders en grootouders die straten en pleinen vullen. Je maakt onderdeel uit van een wereldwijde, groeiende beweging, een positieve beweging die kiest voor een mooiere, want duurzame wereld.  

De eerste dag van de wereldwijde klimaatstaking brengt in Melboure, Australië, meer dan 300.000 studenten en werknemers samen.  Bron: schoolstrike4climate)

Een mooiere wereld, zonder steak en vliegreisjes? 

Meer OV en meer groente op het bord is niet voor iedereen vooruitgang. Verandering gaat gepaard met verlies, maar er komt ook iets voor terug. Zoals een wereld waarin onze kinderen weer kunnen dromen over de toekomst van hun kinderen. Of voor wie dat te wollig vindt: eigen, schone energie maakt ons onafhankelijker. Meer elektrische (deel-)auto’s zorgen voor minder stikstof, stank en herrie. Als we minder vliegen, verminderen we ook het onze steden verstikkende massatoerisme. En het is niet gezegd dat we nooit meer kunnen vliegen: technologische ontwikkelingen gaan snel, vooral als we duidelijk met elkaar afspreken waar het naartoe moet. 

We kunnen het best

Het zijn die hoopvolle beelden die we voor ogen moeten hebben. Onderweg zullen we veel oud, vertrouwd moeten loslaten en nieuwe dingen moeten leren. Dat is lastig maar niet onmogelijk, weet mijn dochter al op twaalfjarige leeftijd. Het vraagt wél om een dagelijkse inspanning. Het nieuwe geluid zullen we steeds opnieuw moeten laten horen en herhalen, net zo lang tot ook wij moeiteloos kunnen samenspelen. 

Het is nog niet te laat. 
We kunnen het best. 
Uit ons hart.

PS: De muziekjuf is Gerda Thorn.

Waarom de energietransitie hard kan gaan – zelfs als je benzineauto nog wel tien jaar mee kan

Je maakt je zorgen, hè?

Of het wel snel genoeg gaat, met die paar windmolens en wat zonnepanelen. Want daarmee gaan we het toch niet redden?

Ik heb nieuws voor je. Er verandert écht iets, ook al zie je er nu nog niet veel van.

We staan wel degelijk op de duikplank. De hoge. We staan nog moed te verzamelen. Maar op een dag, springen we.

Die sprong in het diepe, dat is de energietransitie.

Wat is een transitie?

Een transitie is een onomkeerbare verandering van het systeem.

Denk aan geklutste eieren waar je een omelet van bakt: de eieren gaan nooit meer netjes terug in het eierrekje van je koelkast.

De energietransitie waar we voor staan is de overgang van fossiele brandstoffen naar energie uit duurzame bronnen, zoals wind, zon en aardwarmte.

Dat klinkt simpel

Ja. En technisch gezien is het dat ook, maar op het sociale vlak is er weerstand. Want verandering doet pijn. Denk aan werknemers die hun baan gaan verliezen. Of aan de Nederlandse staatskas die 20% van haar inkomsten uit fossiele brandstoffen gaat mislopen.

Verandering biedt ook hoop. En een grote kans op chaos.

Chaos? Kan het dan niet beter gewoon blijven zoals het is?

Nee. De bodem van onze gas- en olievoorraden is écht in zicht. En een nóg urgenter probleem, is klimaatverandering als gevolg van CO2-uitstoot. Alternatieven als wind- en zonne-energie zijn nú al goedkoper. Een overgang naar een duurzaam systeem is daarmee onafwendbaar.

Maar dat duurt dan toch nog wel even, hoop ik?

Nou, dat is de vraag. Transities gaan namelijk niet lineair, maar exponentieel. Een transitie is geen wandeling in een glooiend heuvellandschap: het is eerder een beklimming van de Eiger. In het dal voel je nauwelijks dat je stijgt. Pas aan de voet van de berg lijk je hoogtemeters te gaan maken, en vanaf dan gaat je pad loodrecht omhoog.

de Noordwand van de Eiger

In het dal staan de vernieuwers. Ze staan te popelen. Boven op de berg staan de gevestigde machten. Ze doen er alles aan om op de top te blijven, met de afgrond al in zicht.

Vernieuwers zijn bijvoorbeeld energiecoöperaties. Met een zonnedak hier en een windmolen daar wekken ze elk jaar weer meer energie op.

Cijfers over collectieve zonprojecten, bron: Lokale Energiemonitor 2017 

En, wanneer komt ’ie nou, die energietransitie?

Derk Loorbach is bijzonder hoogleraar transitiewetenschappen. Een antwoord heeft ook hij niet, maar hij geeft wel een idee van waar we nu ongeveer staan.

Visualisatie Staat van Energietransitie, bron: Drift – Rapport Staat van Transitie

Loorbach visualiseert activiteiten in de samenleving die de afbraak van het oude systeem en de opbouw van een nieuwe systeem aankondigen. Rode stippen markeren verschillende fases. Hoe meer activiteit, hoe dikker de stip. De stippen zijn met elkaar verbonden tot lijnen. De lijn van de vernieuwers (hoop en opbouw) stijgt. Die van de gevestigde machten (weerstand en afbraak) daalt.

Wie staat waar?

De meeste partijen staan nog op de dalende lijn van de gevestigde orde. Maar, af te lezen aan de dikte van de stippen, zijn we al volop aan het veranderen.

Neem de stip van Optimaliseren

Op de lijn van de gevestigde machten zie je dat veel partijen optimaliseren: wat ze al jaren doen, doen ze nu iets beter. Gas in plaats van kolen, en betere verbrandingstechnieken. Dat lijkt veilig, maar als de transitie écht vaart krijgt, is dit een recept voor chaos (derde stip).

Neem bijvoorbeeld Shell: Shell investeert miljoenen in duurzame energie. Maar het investeert nog steeds miljárden in het vinden van nieuwe olie- en gasvoorraden. Om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen moeten we alleen wél de helft van alle nú bekende olie- en gasvoorraden in de grond laten zitten.

En neem de stip van Emergentie

Wat is emergentie? Het zichtbaar worden van iets dat je tot dan toe niet opviel, omdat losse onderdelen gaan samenwerken. Zet honderd mieren bij elkaar en ze lopen maar wat rond. Maar maak er een half miljoen van en ze bouwen een ingenieuze termietenheuvel.

Zo werkt het ook met de vernieuwers. Hoe meer er komen, hoe beter ze zich organiseren en hoe meer ze opvallen. Een voorbeeld zijn de energiecoöperaties: samen met netwerkbeheerders en overheden werken ze aan oplossingen voor duurzaam verwarmen en samen energie opwekken én opslaan.

Juist die veelheid aan initiatieven is volgens Loorbach een kracht. Dankzij hun decentrale organisatie – waarbij niet meer enkele grote bedrijven aan de touwtjes trekken – zijn ze flexibeler. Ze betrekken meer mensen en ze maken optimaler gebruik van de lokale mogelijkheden.

En dus?

Wanhoop niet.
Het kan snel gaan, we staan al aan de voet van de Eiger.

Waarom los je met meelopen het klimaatprobleem niet op? (en waarom iedereen zijn eigen stoeltje moet opruimen)

Losse haren.
Blote enkels.
Ze fietsen met zijn vieren naast elkaar naar school alsof er niets aan de hand is. Terwijl jij een maillot aan hebt onder je broek, wanten, een sjaal en een muts op. Het vriest 7°.

Conformisme is doen wat iedereen doet. Ook al heb je het steenkoud.

Waarom zijn we van die meelopers?

We willen dat anderen ons aardig vinden.
En we zoeken informatie bij anderen, als we zelf niet weten wat te doen.

Bijvoorbeeld: je loopt ’s avonds over de sportvelden en je ziet mensen rond een lichtmast. Bovenin zit een jochie. Wat is er aan de hand? Durft hij niet meer naar beneden? Is hij in levensgevaar? Is het nu aan jou om in de mast te klimmen? Heeft dat zin? Durf je het?

Hoe meer omstanders er zijn en hoe onduidelijker het antwoord op je vragen is, des te kleiner is de kans dat je iets doet.

Vervang de jongen in de lichtmast nu door: klimaatverandering. Dan werkt het net zo. We kijken eerst naar de ander.

Naar wie kijken we dan?

We kijken naar onze vrienden, familie, buren en collega’s. Wat doen zij al?

En, groter: wat doet je gemeente? Rotterdam gaat nog eens 25 jaar door met de overslag van steenkool. Wat doen bedrijven? Nuon zegt dat zij haar kolencentrale niet zomaar kan sluiten. En wat doet Rutte? Die ondertekent in 2015 het klimaatakkoord van Parijs. Maar van alle Europese landen is alleen in Luxemburg het aandeel duurzaam geproduceerde energie nóg lager.

Is dat erg?

Ja. Als dít je voorbeelden zijn, dan is de kans klein dat jíj in actie in komt. Want poe-hee, er zijn nogal wat beren op de weg, volgens de Nuon. Zo’n vaart loop het niet, lijkt de minister ons te zeggen. En jij denkt: als de buren een hummer op de stoep parkeren, waarom kan ik dan niet in mijn zuinige auto rondrijden?

En trouwens, als de NAM zegt dat we nog gas in het Waddengebied hebben, waarom zouden we dat dan niet eerst nog even opmaken?

Maar als we écht in gevaar zijn, dan doet Rutte toch wel wat?

Dat is de vraag. Wetenschappers waarschuwen dat we geen tijd te verliezen hebben. De effecten van wat we nú aan CO2 uitstoten, zijn pas over 30 jaar voelbaar. Volgens Urgenda, een landelijke organisatie voor duurzaamheid en innovatie, kunnen we op 100% duurzame energie zijn in 2030. Maar Rutte houdt het op 2050.

Dus politici en bedrijven kunnen we niet vertrouwen?

Ze spelen lang niet altijd open kaart. Shell heeft bijvoorbeeld al 30 jaar geleden een film gemaakt over de risico’s van klimaatverandering. Shell kent die risico’s dus al járen. Maar de film verdween in een diepe la.

In 2000 ontwierp General Motors de GM EV1, een futuristische elektrische leaseauto. Hij was een grote hit bij de Californische jetset. Toch belandden de 1.000 auto’s een jaar later op de schroothoop. Samen met nog eens 4.000 andere elektrische voertuigen. Waarom? Omdat de consument er niet klaar voor was, zegt General Motors. De documentaire Who killed the electric car laat iets anders zien; namelijk dat de Amerikaanse oliemaatschappijen er nog niet klaar voor waren. Die wilden benzine blijven verkopen.

Overheden en grote industrieën hebben veel gevestigde belangen. Daar komt de innovatie niet vandaan. Die komt wél van startups, zoals Tesla. Of van onszelf.

Je hóeft namelijk niet op de anderen te wachten, je kan het zélf alvast gaan doen

Samsø 

In de jaren ’90 kondigt het abattoir op het Deense eiland Samsø aan dat zij verhuist naar het vasteland. Met de vleesindustrie zal ook de werkgelegenheid verdwijnen, en dus de jonge gezinnen.

Eilandbewoner Søren Hermansen komt met een plan: de 4.000 bewoners investeren ieder minimaal 10.000 euro in zonnepanelen, zonneboilers en windmolens. Boeren gaan biobrandstof verbouwen.

In 2000 produceert Samsø al meer dan genoeg energie voor de eilandbewoners. Ze houden zelfs over voor export. Op het schoolplein spelen nog steeds kinderen. De bakker verkoopt nog steeds brood.

Energieneutrale woning

‘Ik sliep met een muts op, en een coltrui aan’, vertelt Ingeborg. Renze en Ingeborg verbruikten op hun woonboot zó veel gas, dat ze in het grootste deel van het schip de verwarming niet meer durfden aan te zetten. Ze schaamden zich.

Dat was twee jaar geleden. De afgelopen winter hadden ze het voor het eerst warm. Zonder schuldgevoelens. Ze wekken hun warmte en elektriciteit nu zelf op, met een warmtepomp en PVT-panelen.

Kortom

We zijn meelopers en we kijken graag eerst even naar wat de anderen doen. Bij het klimaatprobleem werkt dat niet. Het is zó groot en complex dat bijna niemand weet wat hij moet doen. En dus is de kans groot dat we maar niets doen.

Tenzij je het probleem terugbrengt tot eilandniveau, of buurtniveau, of tot je eigen vierkante meters. Dan kun je daar alvast beginnen. Want daarvoor hoef je alleen naar jezelf te kijken.

Als we na een ouderavond allemaal ons eigen stoeltje terugzetten, is de klas zó weer opgeruimd.