Coöperatieve wind op zee

Moeten coöperaties energie steken in wind op zee? Monique Sweep, directeur van Deltawind denkt van niet. Maar Siward Zomer, voorzitter van de Windvogel en projectcoordinator bij ODE  is een groot voorstander. ‘Windmolens leveren gewoon heel veel energie en winst op, het zijn de krenten uit de pap. Waarom zouden we die niet meepikken?’ ‘Het gebeurt gewoon’, zegt bijzonder hoogleraar socio-economische transities Derk Loorbach. 

Deelname van coöperaties in wind op zee is niet vanzelfsprekend. Het bestaat nog niet en er zijn ook nog heel wat  hobbels te nemen. Om er maar vast één te noemen, Nederlandse energiecoöperaties hebben (nog) niet de (technische) kennis in huis. Zonder die kennis kan je als coöperatie de samenwerking aangaan met andere partijen, maar reduceer je je eigen rol tot financiële participatie. Wat is dan de meerwaarde nog, vraagt Sweep zich af. “Geld genereren en weer investeren, vind ik niet interessant. Ik wil vooral ontwikkelen.” En dat is wat ze nu doet met Deltawind. Met 30 jaar ervaring kan de coöperatie volledig zelfstandig windparken op land ontwikkelen. Sweep snapt dat jongere coöperaties wel moeten samenwerken om een positie te krijgen in wind, op land of op zee, maar heeft zelf geen interesse. “Als coöperatie ben je dan een soort beleggingsfonds dat met de winst weer duurzame projecten realiseert. (..) Volgens mij ligt de crux bij bewustwording, niet bij eigenaarschap”.

Coöperatieve windmolen wordt lokaal vliegwiel

Zomer ziet dat anders. Mee financieren is immers ook mee beslissen. Hij benadrukt dat het bij coöperaties gaat om écht eigendom en leden die samen nadenken over het opnieuw inzetten van de winst. Zomer: “Stel, de energiecoöperatie haalt een miljoen euro op uit wind op zee. Het rendement is 15%. Dat staat elk jaar weer op de balans. Je keert je leden 10 jaar lang 5% rente uit, over de rest heb je samen zeggenschap.” Het is geld dat een coöperatie kan investeren in andere projecten, zoals de verduurzaming van de bestaande bouw of technieken die nu nog in de kinderschoenen staan en daardoor te duur zijn. Zomer: “Daarmee versterk je de lokale economie, de lokale energietransitie en de lokale (energie)democratie. Een coöperatief gefinancierde windmolen wordt een lokaal vliegwiel. Gemeentes en regio’s blijven anders subsidiëren”.

Een molen op zee is zo ver weg

Sweep noemt ook de afstand van het individu tot een molen op zee. “In mijn idee hebben wij als doel mensen bewust te maken van de noodzaak van verduurzaming. Met windenergie op zee is dat allemaal zo ver weg.” Dat is anders bij wind op land: “ook al vind je het niet zo leuk, je moet je ertoe verhouden. Je moet er iets mee. Je kan er iets van vinden.” En dat levert discussie op, waarmee je uiteindelijk de bewustwording bevordert.

“Dat argument moet je omdraaien”, zegt Zomer, nú zijn de molens op zee ver weg, nú maakt het niemand wat uit wie investeert (…) Als je wind op zee vliegwiel kan maken kan je met de inkomsten lokale projecten oppakken die wél tot de verbeelding spreken. Dan gaat het leven en dan kan de energietransitie echt snel gaan.”

Ze komen er toch wel

‘Ze komen er toch wel’, is een argument van zowel de Rijk als Sweep en daar ziet het inderdaad naar uit. Vorige week nog hebben we gevierd dat Nederlands grootste windpark op zee, park Gemini is geopend: 150 windturbines met een totaal vermogen van 600 megawatt (MW). De komende jaren komen er nog 5 grote windparken bij, waaronder een nóg groter windpark voor de kust van Zeeland, door een internationaal consortium onder leiding van het Deense Dong Energy.

“Wind op zee gaat niet voor niets zo hard. Het is passend binnen het marktparadigma. Het past redelijk in de aanbestedingsregels omdat er een consortium van grote partijen is die dat kapitaal weet te mobiliseren. (…) Maar persoonlijk – en daar zit wat wetenschappelijke discussie achter – maak ik me wel zorgen over de effecten die te veel dominantie van dit technisch marktparadigma heeft op toekomstige problemen.” Die problemen gaan verder dan afhankelijkheid van fossiel en import, het gaat ook over gebrek aan diversiteit als gevolg ven een te centraal top-down systeem. Loorbach: Net als in ecosystemen is diversiteit de basis om te kunnen doorontwikkelen. Vanuit dit perspectief zou je een systeem willen wat zo veerkrachtige en flexibel mogelijk is. Dat is dus niet met een beperkt aantal partijen die de controle hebben over de productie. (..) Er zijn allerlei sociale aspecten die samenhangen met energie, bijvoorbeeld de toegang, betaalbaarheid en controle. “Dat zijn allemaal vrij fundamentele vragen om de samenleving enigszins stabiel te houden en dat wordt er niet beter op als het vooral bij internationale partijen komt te liggen waar wij weinig controle op hebben.”

Meervoudige waardecreatie

Zomer ziet nog een ander risico. Grote windparken krijgen veel SDE-subsidie. In het geval van Park Gemini gaat het om 4,5 miljard euro, geld dat middels onze energierekening wordt opgehaald. “We betalen eraan mee maar de energietransitie blijft ongrijpbaar (..) dat is een groot risico voor de energietransitie. Bovendien, door het aan een internationaal consortium te geven wordt het geld nu maar één keer, dus éénvoudig, ingezet, puur molens bouwen. Energiecoöperatie krijgen voor windparken en grote zonnedaken ook subsidie, maar zetten dat in ieder geval gedeeltelijk weer in voor nieuwe projecten. Dat noemt Zomer meervoudige waardecreatie. “Misschien dat Dong en Gemini ook nieuwe windparken bouwen, maar dan niet perse in Nederland.”

Niet door winst gedreven organisaties zijn ook professioneel

De vraag blijft of de Nederlandse energiecoöperaties wel een windpark op zee aan kunnen. Zijn ze niet veel te wollig, te onprofessioneel en te kleinschalig? Loorbach: “De coöperaties hebben tegen de stroom en tegen het systeem in een positie weten te verwerven. Ze hebben bewezen dat hun model levensvatbaar is en dat ze een redelijk substantiële bijdrage kunnen leveren. Je moet willen zien dat al die kleintjes met elkaar iets heel groots kunnen maken.” Loorbach denkt dat het een kwestie van risico-inschatting wordt: “afhankelijk blijven van Russisch gas of erop vertouwen dat organisaties die niet primair gedreven worden door de laagste kosten en de hoogste winst toch een professionele organisatie kunnen bieden.“

Zomer voegt hieraan toe:“het is jarenlang ingehamerd dat burgers onprofessioneel zijn, maar het is niet anders dan: heb je het kapitaal, wil je dat kapitaal inzetten en wie huur je in? Het kapitaal is er wel. Als we een oproep doen dat we een miljoen nodig hebben, dan doneren mensen dat bijna. Zeker als we dat met meerdere coöperaties doen. Mensen willen graag iets positiefs doen.” Over het ontbreken technische kennis zegt Zomer:“het zal niet zo zijn dat alle 200 energiecoöperaties kennis moeten opbouwen voor wind op zee. Daar zet je en team van 2 of 3 man op die dat namens de energiecoöperaties gaan doen. Hele dure jongens met veel expertise”.

Markt(on)gelijkheid?

Wat volgens Zomer het echte probleem is, is het risico dat coöperaties moeten lopen. “Dat is nu veel te hoog omdat je mee moet doen met tenders, samen met internationale partijen. Daar moet je fors in investeren.” De oplossing kan volgens Zomer zijn dat de overheid, die de tender opstelt, als voorwaarde stelt dat zeg 25% door of in samenwerking met energiecoöperaties wordt gerealiseerd. Dan gaan grote marktpartijen ook bewegen, dan moeten ze wel.

“En dat”, zegt Loorbach, “leidt ongetwijfeld tot politiek-economische frictie. Want creëren we nu een uitzonderingspositie, dus marktongelijkheid ten gunste van de coöperaties?” Nee, zegt Zomer, nú is er juist marktongelijkheid, immers een coöperatie kan het in een tender systeem nooit opnemen tegen een internationaal bedrijf met een legal department en een ontwikkelteam. Loorbach is het “in hoge mate met hem eens, maar vanuit het huidige perspectief zullen de dominante partijen toch gaan claimen dat dat marktverstoring is.”

Verbinding tussen productie en consumptie

Daar komt nog bij dat op het ministerie van economische zaken heel andere mensen werken aan kolencentrales en offshore wind dan aan bijvoorbeeld het betrekken van mensen bij de energietransitie. Dat is een andere cultuur, of zelfs een andere wereld, zeggen zowel Zomer als Loorbach. Loorbach: “Sterker nog, heel veel medewerkers op EZ hebben decennia lang juist geprobeerd om mensen zo min mogelijk bij energie te betrekken. Er was ooit een tijd dat iedereen zelf zijn energievoorziening deed, je moest nog zelf je hout gaan halen, of je kolen. Maar de hele professionalisering van de energiesector ging erom om de link tussen productie en consumptie weg te halen. Dat is gemak, mensen gaan er niet al te veel over nadenken en commercieel gezien is dat veel logischer dan mensen zelf met energie bezig laten zijn.”

Wat dus de grote troefkaart van de energiecoöperaties is, het praktisch betrekken van mensen bij de energievoorziening, het herstellen van de verbinding tussen productie en consumptie, is niet in ieders belang.

Het gebeurt gewoon

En dus? Loorbach antwoordt: Uiteindelijk gebeurt het gewoon. Daar zit een vrij fundamentele logica achter, namelijk dat er een snel groeiende groep mensen is die het leuk of belangrijk vindt om juist de verbinding tussen productie en consumptie weer te herstellen en weer eigenaarschap te claimen over ons energiesysteem. En daar valt heel veel voor te zeggen. Je ziet daar allerlei positieve effecten bij komen: er is veel meer investeringsvermogen; mensen gaan bewuster met energie om; het heeft allerlei positieve sociale effecten in gemeenschapsvorming en politiek-maatschappelijk hebben we allerlei duurzaamheiddoelstellingen. De potentie van dat coöperatieve model om bij te dragen aan de duurzaamheiddoelen is significant en staat niet zo ter discussie.

Tot slot

De Rijk:“Wind op land zit muurvast. Wind op zee kan voor coöperaties een strategie zijn, een escape.” Ook Sweep sluit uiteindelijk niet uit dat ze ooit in wind op zee stapt: “Wij zijn op Goeree Overflakkee straks klaar. Als daar geen nieuwe opgave komt dan hebben we geld. Misschien dat de leden dan willen mee investeren in wind op zee.” Loorbach blijft positief “omdat we er over discussiëren, omdat er mensen zijn zoals Siward (Zomer) die er aan gaan sleuren en omdat ik ook zie dat er grote commerciële partijen zijn die het interessanter beginnen te vinden om zich juist wel met de coöperaties te verbinden.”

“En daarmee lossen we een probleem op van de overheid die riskeert draagvlak voor de energietransitie te verliezen”, besluit Zomer.

Dit artikel is geplaatst in Energieplus, nr 2 juni 2017, pp. 10-11.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *